
Een omweg naar openheid
We zitten in de spreekkamer, net begonnen aan onze derde behandelsessie. Tegenover me zit een jongen van vijftien die overduidelijk geen zin heeft in een gesprek. Capuchon op, onderuitgezakt, armen over elkaar, voeten naar de deur. Alsof hij zich al heeft losgemaakt van dit moment, in een harnas van stil verzet, met tussen ons in een rol prikkeldraad.
In de ochtend ben ik al gebeld door z’n ouders, de jeugdbescherming, en de gedragswetenschapper van de instelling. Ze hebben me ingelicht dat hij in het weekend bij z’n ouders op verlof hoogstwaarschijnlijk harddrugs heeft gebruikt. Terug op de instelling had hij opvallend grote pupillen en was bewegelijk en klam. Hij weigerde een urinecontrole. De zorgen zijn groot. Tot nu toe blowde en dronk hij alleen, dus de stap naar harddrugs zorgt, begrijpelijk, voor de nodige consternatie.
Als ik hem ophaal neemt de groepsleiding me apart. Ze willen dat ik hem stevig aanspreek. Dat ik achterhaal, of hem overhaal te vertellen wat hij heeft gebruikt, hem met de neus op de feiten druk, en de consequenties en gevaren benoem. “Hij moet leren dat dit gedrag niet kan.”
Ik knik. En voel al bij binnenkomst dat dat niet is wat ik ga doen vandaag.
Ik vraag hoe zijn verlof was. Hij haalt zijn schouders op. “Ging wel.” En dan na een korte stilte, “Jij gaat natuurlijk ook zeggen dat ik aan de drugs heb gezeten zeker? Wat een bullshit is dat man, ik heb niks gedaan.” Nu haal ik m’n schouders op. “Dat was ik eigenlijk niet van plan”
Ik vraag door naar zijn weekend. Ik vraag niet of hij gebruikt heeft, maar of hij een beetje heeft kunnen ontspannen, of het leuk was om zijn vrienden weer te zien. Hij mompelt instemmend. Hij vertelt zonder echt uit te wijden dat hij met vrienden was. Dat het chill was, “gewoon hangen”.
Ik weet zeker dat hij high was toen hij terugkwam. En toch zeg ik: “Oké. Klinkt als een prima weekend toch?” “Op zich.. verder niet echt boeiend ofzo.” Hij kijkt op, wachtend op de tegenaanval. Die komt niet. Ik verander van onderwerp. Vraag naar school, hoe de traumabehandeling hem afgaat, of hij goed slaapt, hoe hij zich voelt de laatste tijd. Ik vraag hem hoe het voelde om na een weekend thuis weer op de instelling te zijn. Daarna praten we even over voetbal.
Na twintig minuten zegt hij: “Ik heb een pilletje gedaan, maar ik had geen zin in gezeik.”
Ik knik alleen. Geen verrassing. Het blijft even stil. “En, wat vond je ervan?” vraag ik.
Hij vertelt dat hij het al een keer eerder heeft gedaan, maar dit keer nam hij meer en ging hij langer door. Daardoor was hij ’s ochtends nog ‘aan’ toen z’n ouders hem zagen en hem terugbrachten.
“Dus toen dacht je: ik hou m’n mond maar even?” vraag ik.
Hij knikt. “Ja man, jullie flippen altijd meteen.”
“Snap ik,” zeg ik. “En dat wilde je voorkomen.”
Hij haalt opnieuw z’n schouders op, maar z’n houding is veranderd. Minder gespannen. Alsof het prikkeldraad langzaam wordt opgerold.
We praten nog even verder over hoe het was. Wat hij ervan vond. Of hij geschrokken was. Of het ‘t waard was. Hij vertelt dat het even leuk was, maar dat hij daarna niet kon slapen en zich de zich dag erna ontzettend klote voelde.
“En nu?” vraag ik. “Nog een keer doen?”
Hij denkt even na. “Misschien. Weet nog niet. Ligt eraan.”
Het is zo verleidelijk om jongeren af te rekenen op hun gedrag. Vooral als dat gedrag iets triggert in onszelf: controleverlies, frustratie, angst dat het ‘uit de hand’ loopt.
Maar vaak is dat gedrag niet de kern. Het is de verpakking. En als je niet uitkijkt, zet je je tanden in die verpakking zonder ooit te zien wat er onder zit.
Deze jongen loog niet omdat hij een leugenaar is. Hij loog omdat hij niet zeker wist of hij nog welkom zou zijn als hij de waarheid vertelde. Hij testte me. En ik slaagde. Niet omdat ik hem doorzag, maar omdat ik hem liet. En juist daardoor vertrouwde hij me voldoende om me daarna mee te nemen in zijn twijfels over drugsgebruik in de toekomst.
Het vraagt soms moed om níét meteen iets te zeggen. Om niet te verklaren, te corrigeren, te labelen. Maar om gewoon te blijven zitten, en even niks te doen.
Soms begint herstel met het gevoel: hier mag ik even iemand zijn die niet eerlijk is — zonder dat dat meteen iets kapotmaakt. En pas dan ontstaat er ruimte voor eerlijkheid.
Paul Kreemers
Paul Kreemers is behandelaar bij Brijder Jeugd en oprichter van jongereninloop De Pitstop in Alkmaar. In zijn columnreeks Poten in de klei neemt hij je mee in de dagelijkse praktijk van werken met jongeren met complexe problematiek zoals verslaving en dakloosheid. Zijn inzet is gericht op begeleiding die aansluit bij de leefwereld van jongeren, met aandacht voor vertrouwen, veiligheid en realistische stappen vooruit.
Namen en sommige kenmerkende details kunnen zijn aangepast in verband met privacy.

Preventie en voorlichting
