Het begin van iets bijzonders
Het Medisch Sociaal Centrum van Brijder bestaat 25 jaar. Een unieke plek waar dagelijks zo’n vijftig mensen onder medische begeleiding heroïne gebruiken. Wat ooit controversieel leek, is inmiddels een bewezen effectieve behandelmethode. Maar hoe begon het allemaal? In deel twee van dit drieluik duiken we terug in de tijd met Peter Blanken, onderzoeker bij PARC en vanaf het eerste uur nauw betrokken bij dit baanbrekende project van de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH).
Een roep die al decennia klonk
Aan de muur in Peters kantoor hangt een ingelijste poster uit 1981. “Hier begon het eigenlijk al,” zegt hij, wijzend op een artikel waarin de Junkiebond en de Pauluskerk pleitten voor medisch-sociale heroïneverstrekking. “De politiek durfde het onderwerp niet aan,” vertelt Peter. “Het CDA zat altijd in de coalitie en was tegen.”
Pas in 1994, met de komst van het eerste ‘paarse kabinet’ zónder het CDA, kwam er ruimte om het onderwerp serieus op de agenda te zetten. En toen ging het snel.
Van idee naar praktijk
In 1997 begonnen de eerste voorbereidingen. Een jaar later startte de kleinschalige eerste fase in Amsterdam en Rotterdam. Een selecte groep mensen kreeg daar, onder strikte medische begeleiding, farmaceutische heroïne voorgeschreven, die zij zelf rookten vanaf aluminiumfolie (chinezen) of injecteerden.
“Straatheroïne is bruin. De medische variant was wit. Dat riep in het begin wantrouwen op,” vertelt Peter.
In 1999 bleek uit die eerste resultaten dat de behandeling veilig was. Geen noemenswaardige incidenten, alles was beheersbaar. Dat was het sein om uit te breiden naar meer steden: Den Haag, Groningen, Heerlen en Utrecht.
Gezondheid als uitgangspunt
Vanaf 2000 ging het grootschalige onderzoek van start. Het Medisch Sociaal Centrum in Den Haag werd onderdeel van de landelijke studie van de CCBH. “We wilden weten: verbetert de gezondheid? Lichamelijk, psychisch én sociaal,” legt Peter uit.
Deelnemers aan het onderzoek moesten allemaal eerder een methadonbehandeling hebben ondergaan, zonder voldoende resultaat. Dit bleek uit hun vrijwel dagelijks gebruik van illegale heroïne. Daarnaast moesten zij kampen met gezondheidsproblemen. “We keken niet alleen of ze minder straatheroïne gebruikten – dat is kortetermijnwinst – maar ook naar structurele verbeteringen. Na twaalf maanden beoordeelden we per deelnemer of er op ten minste één gebied – lichamelijke of psychische gezondheid, of sociaal functioneren – sprake was van duidelijke vooruitgang.”
Was dat niet het geval, dan stopte de behandeling. Zo ja, dan gingen ze door – maar zelfs dat was nog niet het eindpunt. “We moesten ook weten: wat gebeurt er als je de behandeling weer stopt? Alleen dan kun je écht conclusies trekken over het effect.”
Het kippenvelmoment
De uitkomst van het onderzoek volgde in 2003. Peter weet het nog precies. “Samen met Vincent Hendriks deed ik de statistische analyses en vonden we een positief effect; met één groep was het significant beter gegaan dan met de andere groep. Toen werd onthuld welke groep dat was: De groep die heroïne op medisch voorschrift had gekregen. Daarna haalden we taart en namen die mee naar kantoor. Toen we die taart om de hoek van de deur het kantoor inschoven, barstte het gejuich van het hele CCBH-team los. Kippenvel.”
De conclusies waren glashelder: deelnemers die farmaceutische heroïne kregen in combinatie met methadon boekten aanzienlijke gezondheidswinst ten opzichte van de groep die alleen methadon kreeg. Lichamelijk, omdat de heroïne zuiver was. Psychisch, omdat er minder stress en onzekerheid heerste. En sociaal, omdat criminaliteit en overlast sterk afnamen en de sociale integratie verbeterde.
Van wantrouwen naar waardering
De buurt rondom de locaties stond aanvankelijk sceptisch tegenover het project. “Dat begrepen we,” zegt Peter. “Daarom richtten we meteen een beheerscommissie op om in contact te blijven met omwonenden.”
Langzaam veranderde het beeld. “Er ontstond besef: dit zijn geen ‘junkies’, dit zijn mensen. Net als jij en ik. Ze hebben alleen een andere afslag genomen in het leven.”
Peter sprak in die tijd veel cliënten. Eén verhaal is hem altijd bijgebleven: een vrouw die voor de behandeling regelmatig winkeldiefstal pleegde in de Bijenkorf om haar verslaving te bekostigen. Toen dat niet meer hoefde, hield ze ineens ‘tijd over’. Ze ging naar de sportschool, maar voelde zich daar een buitenstaander. “Wat zeg je als iemand vraagt: wat doe jij eigenlijk?”
Sociale aansluiting blijft voor veel cliënten een grote uitdaging – ook als het gebruik onder controle is.
Vooruitkijken
Hoewel het project inmiddels stevig staat, ziet Peter nog ruimte voor doorontwikkeling. Bijvoorbeeld onderzoek naar het mee naar huis nemen van één dosis per dag, zodat mensen niet meerdere keren per dag naar de locatie hoeven komen.
Maar, benadrukt hij: “Dat moet dan wel weer zorgvuldig onderzocht worden. Wat we hier doen is kwetsbaar. Het moet altijd veilig blijven.”
Lees hier deel 1 van het drieluik waarin wij in gesprek gaan met Eve, clïent bij het MSC: Van heroïneverslaving naar houvast